Bron: www.trouw.nl
dinsdag 7 juni 2017

Verstop het niet, maar meld het als je verkracht bent. Dat is al twintig jaar de boodschap van Iva Bicanic. Woensdag kreeg ze de Jaap Christoffelspenning voor haar hulp aan misbruikte kinderen.

Er bestaan mannen die hun vingers in gaatjes stoppen waar ze niet mogen komen. Grote kans dat u na deze zin aarzelt of u dit artikel wel wilt lezen. Moet dat nou, zo expliciet? Onderzoeker en psycholoog Iva Bicanic (45) krijgt dat vaak te horen als zij over haar werk vertelt.

“Als ik expliciet over seksueel misbruik of kinderporno praat, zie ik de mensen tegenover me denken: gatver. Ze willen het liever niet weten. Artikelen over misbruik slaan ze over omdat ze er misselijk van worden. Dat 1 op de 8 vrouwen en 1 op de 25 mannen aangeeft ooit te zijn verkracht, vinden ze moeilijk te geloven.”

Misbruik maakt een soort afweer in de mens wakker, merkt Bicanic. Ze is des te gemotiveerder om het gesprek erover te openen. “Het wegkijken van de samenleving draagt eraan bij dat slachtoffers hun ervaringen wegstoppen. Dat de jongen die in de kleedkamer aangerand is, denkt dat het zijn eigen schuld is.”

De klinisch psycholoog werkt inmiddels twintig jaar met seksueel misbruikte kinderen en jongeren. Zij ontving woensdag de Jaap Chrisstoffels Penning, een belangrijke onderscheiding die om de twee jaar wordt uitgereikt aan een Nederlander die zich op een bijzondere manier inzet voor zorg aan getraumatiseerde kinderen.

Bicanic is de geestelijk moeder van vijftien centra voor acute hulp aan slachtoffers van seksueel geweld. In een Centrum Seksueel Geweld werken artsen, politie en psychologen met elkaar samen. Iedereen die korter dan een week geleden werd verkracht of aangerand, wordt opgevangen, onderzocht en verder begeleid.

“Het is mijn missie om de voordelen van snel melden over te brengen”, zegt Bicanic. “Er zullen nooit rijen staan voor de deuren van het Centrum Seksueel Geweld. Iemand die verkracht is, wil het liefste na een douche onder de dekens kruipen. Maar in de eerste week liggen unieke kansen die daarna verkeken zijn.”

Zo is het DNA van de dader nog op of in het lichaam te vinden. Kunnen geslachtsziektes en zwangerschap voorkomen worden. Kan een psycholoog een slachtoffer voorbereiden op het grote risico op een posttraumatische stress stoornis (PTSS). En op de verhoogde kans dat het slachtoffer door PTSS nog een keer een traumatische ervaring opdoet.

Bicanic hoort als coördinator van deze centra veel heftige verhalen. Daarnaast is ze ook hoofd van het landelijke traumacentrum voor kinderen en jongeren in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Ligt ze niet vaak wakker? Ze schudt lachend haar hoofd. “Ik word juist vrolijk van het beter maken van mensen die beschadigd zijn.”

Optimistisch 
Als onderzoeker leest ze veel over nieuwe mogelijkheden in het behandelen van gevolgen van seksueel geweld. “Daar krijg ik zoveel kracht van. Ik zit op het puntje van mijn stoel om te weten wat er volgend jaar weer bekend is over trauma en herstel. Behandelaren zijn vertegenwoordigers van de hoop.”
Die optimistische houding houdt Bicanic overeind. Plus de krantenkoppen die haar werk urgent maken. Over kinderporno. Over misbruik in de sport. “Hoewel we nu zoveel meer weten over seksueel misbruik, blijft het voor een deel onontgonnen gebied. Er komen nieuwe vormen van misbruik bij, zoals sexting.”

Daar kan ze over piekeren: “Ik zie steeds vaker in de spreekkamer dat naaktfoto’s worden gebruikt als pressiemiddel om seks te hebben. Zo van: ik verwijder ze pas als je mijn vriend pijpt. Dat is een nieuwe vorm van seksueel geweld, waarnaar nog geen onderzoek is gedaan. Dat moet snel gebeuren om deze meisjes en jongens goed te helpen.”

Bicanic heeft zelf ook kinderen. Af en toe balanceert ze, juist door haar hoeveelheid kennis over misbruik, tussen goed voorlichten en niet bang maken. “Ik maak me geen illusies dat ik een andere moeder ben dan andere. Ik weet dat kinderen niet alles thuis vertellen, ook al heb je een goede band.” Ze is even stil. “Als ik toch een toverstokje had, dan zorgde ik ervoor dat alle kinderen opgroeien in een fijn gezin waar ze zich kunnen hechten. Waar geen dreiging en geweld is. Maar helaas gaat dat niet. Dus moeten we ervoor zorgen dat slachtoffers seksueel geweld niet in hun eentje hoeven te overwinnen.”